Schaap ontpopt zich met 'Lampje' tot een ware (sprookjes)schrijfster

Het eerste boek dat ik dit jaar las was Lampje, van Annet Schaap. Voor menig lezer is de naam Annet Schaap zeker geen onbekende. We kennen Annet Schaap namelijk al als de illustrator van ondere andere de Hoe overleef ik-boeken van Francine Oomen en de boeken van zowel Jacques Vriens als Janneke Schotveld. Afgelopen jaar heeft Annet Schaap zelf een boek geschreven, Lampje, waar ze meteen ook de Nienke van Hichtumprijs voor mocht ontvangen. Lampje verrast meteen, doordat het een boek is van meer dan 300 pagina's, waar opvallend weinig illustraties in staan, als je nagaat dat de auteur vooral bekend is als illustrator.

Lampje vertelt het verhaal van een meisje dat geen moeder meer heeft, maar nog wel een dronken vader, waar ze vervolgens bij weg moet, vanwege huiselijk geweld. Ze komt terecht in een berucht huis, waarvan het dorp vermoedt dat er een monster woont. Daar moet ze helpen met schoonmaken en uiteindelijk krijgt ze de taak om voor een jonge, mannelijke zeemeermin te zorgen, waar niemand voor wil zorgen. Alleen die premisse al maakt dat dit boek als een waar sprookje aanvoelt. Schaap blijft gelukkig niet hangen in het sprookjesachtige gegeven van de zeemeermin, maar zorgt ervoor dat het verhaal blijft draaien om Lampje, zoals het meisje wordt genoemd, en weet op die manier haar eigen sprookje te creëren.
Lampje bevat namelijk alle elementen die je zoekt in een sprookje: een jonge hoofdpersoon met afwezige of problematische ouders, een zoektocht, fantastische elementen zoals het bestaan van zeemeerminnen en piraten, een hoge, geheimzinnige toren, en een einde waarin alles eerst fout lijkt te gaan, maar uiteindelijk toch goedkomt. Schaap weet deze elementen op een prachtige manier in balans te brengen, waardoor het boek meer is dan zomaar een sprookje, en een waar avontuur is voor de lezer en doet denken aan boeken van onder andere Paul Biegel.
Het boek zit boordevol akeligheden en als lezer kun je niet anders dan medelijden hebben met die arme Lampje. Echter, Lampje heeft dat nooit met zichzelf, waardoor het verhaal op geen enkel moment echt treurig is, maar altijd hoop blijft geven.

Annet Schaap toont zich in Lampje een ware schrijfster die gevoel heeft voor taalgebruik en het in kan zetten op de juiste momenten. Ze maakt gebruik van prachtige metaforen als de volgende: "Huizenhoog zijn ze, grote groene beesten die alles verslinden, kapot willen beuken", om aan te geven hoe hard het waait. Op die manier weet Schaap haar verhaal tot een bijna poëtisch werk te maken. Zonder dat het ooit hoogdravend wordt, want Schaap weet ook zonder figuurlijk taalgebruik werveldende passages te schrijven, al is het maar door de wonderlijke gebeurtenissen die ze beschrijft.

Wat dit boek bovendien tot zo'n leesplezier maakt, zijn de subtiele wisselingen in het perspectief. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende focalisatoren die soms veel en soms amper aan bod komen. Juist door die asymmetrische verhouding blijft het verhaal boeien, te meer omdat de wisselingen in het perspectief altijd natuurlijk voelen en nooit als een schrijverstrucje. Ze stillen de honger van de lezer naar het meer willen weten of wat er hier nou eigenlijk aan de hand is en waarom de dingen gaan zoals ze gaan.

Hoewel het taalgebruik van Schaap zeer beeldend is, verdienen ook de illustraties aandacht. Zoals gezegd zijn dat er niet veel, maar ze zijn een prachtige toevoeging aan het boek. Het verhaal is verdeeld in verschillende delen en tussen die delen staat telkens een illustratie verspreid over twee pagina's. Deze illustraties geven heel mooi de sfeer weer van het verhaal en stellen de lezer in staat om nog eventjes weg te dromen bij de grimmige, maar sprookjesachtige wereld die Annet Schaap voor ons gecreëerd heeft.

Reacties